Wat zou op die vroege Paas-ochtend een bewakingscamera bij het graf hebben gezien? Niets, antwoorden velen. Ik begrijp dat wel, de verrijzenis van iemand die pas netjes begraven is, klinkt krankzinnig. Maar zou het niet nog waanzinniger zijn om te geloven in een God die niets bijzonders doet? Een god die de hele dag naast de sanseveria beleidsplannen schrijft, is geen god maar routine.
Op Paasmorgen komt Jezus niet op gebroken voeten uit het graf wankelen. De opstanding is geen reanimatie van een lijk.
Dit is de reden waarom zelfs zijn eigen vrienden en vriendinnen hem niet herkennen. Jezus is namelijk werkelijk verrezen. Pasen betekent de dood van de oude manier van zijn en een sprong in een radicaal nieuw leven. Misschien ervaren we zo weinig nieuwe impulsen in ons bestaan omdat we ons zo hard verzetten tegen het einde dat een nieuw begin mogelijk maakt. We houden vast aan een lijk. Op Paas-ochtend zit naast het graf een engel op een steen, maar wij zitten als het ware in het graf bovenop de achtergelaten windsels waar we maar geen afscheid van kunnen nemen.
Pasen is de schok van iets nieuws. De dingen in het leven waar we het meest naar verlangen, kunnen we niet aan onszelf geven: je lief van jaren die opeens als nieuw de keuken binnenkomt, de bemoedigende glimlach op iemands gezicht terwijl je met handen vol zorgen staat, een inzicht dat onverwacht klikt als een sleutel in een roestig slot, een woord van hoop dat leeuweriken boven het stof en geweld in de wereld uitstijgt. Paas-momenten waarin het licht van het Godsrijk kiert. Hoe eenvoudig soms ook, je hart slaat over omdat ze zich totaal aan onze greep onttrekken. Je kunt ze niet in een beleidsplan opnemen.
Pasen betekent het einde van de terreur van de routine, een ontsnapping uit de greep van de goden van het mogelijke. Het gaat niet om een ander leven, maar om dit leven anders – zonder houdbaarheidsdatum. Ik vergat de tijd, kunnen we achteraf zeggen. De eeuwigheid kent geen klokken.
Niet een vaag optimisme dat alles op de een of andere manier wel goed zal komen, kan ons redden. Dat is een vorm van verborgen wanhoop. Nee, het gaat om ‘de ware en zekere hoop op de opstanding uit de doden’ zoals de liturgie verkondigt.
Of zoals de schrijver Jorge Luis Borges zegt: “Mijn leven is een droom, niet gedroomd door mij maar door iemand die nog geboren moet worden”. Ten diepste zijn wij de droom van God waarin, zoals dat met dromen gaat, waanzinnige dingen kunnen gebeuren. Dingen die wij, zittend naast de sanseveria, niet zelf kunnen bedenken. De vieringen in de geduchte dagen voor Pasen scherpen de aandacht en openen ons daarvoor, als het lege graf op Paas-ochtend.
Wat zou een bewakingscamera daar in alle vroegte hebben gezien? Een vogel die kwettert volgens het voorspelbare beleidsplan van de natuur, hoofdstuk 1, sub a: lente; de aangloeiende dageraad of zou dat een engel kunnen zijn; een jonge vrouw, Maria Magdalena, komt aanlopen, kijkt in het graf en begint te huilen; daarna feller licht want die zon, dat is wat in deze streken; ineens linksonder in beeld een wervelend puntje van Maria’s kleed, alsof ze wegholt.
“Bevangen door angst en schrik”, zegt het Marcus-evangelie.
Door J.J. Suurmond (aangedragen door Maria Philipsen)